Geen bevalling is hetzelfde

Verloop van de bevalling

Het normale tijdstip van bevallen ligt tussen de 37 en 42 weken. Hoe een bevalling verloopt is afhankelijk van veel factoren. De eerste keer bevallen is vaak zwaarder en duurt het meestal langer, maar dat hoeft niet.

Wanneer kun je bellen als je bevalling is begonnen? Je kunt ons altijd direct bereiken op 06-22217504. Als vrouw weet je vaak zelf het beste wanneer je bevalling begonnen is. Je mag altijd bellen als je denkt dat dit het geval is. We hebben wat richtlijnen opgeschreven met klachten waarvan wij vinden dat als je die hebt, je sowieso moet bellen.

Hieronder vind je een overzicht van het verloop van een bevalling.

Voorweeën

Bij je eerste bevalling kun je vanaf ongeveer zesendertig weken zwangerschap regelmatig voorweeën voelen. Bij een volgende bevalling, bijvoorbeeld van je tweede, kun je de voorweeën al vanaf ongeveer tweeëndertig weken voelen.
Dit zijn harde buiken -soms pijnlijk- die met een zekere regelmaat komen, maar vrij kort van duur zijn. Het kan wel een paar uur aanhouden. Vooral ’s nachts, wanneer de hormoonspiegel hoger is. Hierdoor krijg je geen ontsluiting, maar de baarmoedermond wordt wel langzaam maar zeker klaargemaakt voor de bevalling. Voorweeën kunnen overgaan in ontsluitingsweëen. Echter zij kunnen ook weer wegtrekken (dagen tot weken) voordat de bevalling daadwerkelijk begint. Ook kun je de slijmprop verliezen. Dit kan in één keer gebeuren, of in kleine beetjes. Er kan een beetje bloed bij zitten. Dit is een normaal verschijnsel. Het verliezen van de slijmprop zegt niets over het startmoment van de bevalling.

Het kan prettig zijn om een warme douche of bad te nemen. Voorweeën zakken vaak weer af door de ontspanning en de warmte.

Ontsluitingsfase

Het eerste deel van de bevalling wordt de ontsluiting genoemd. In deze periode verstrijkt de baarmoedermond en gaat deze open. Dit gebeurt allemaal onder invloed van weeën. Weeën zijn samentrekkingen van de baarmoeder.
In het begin van de bevalling kunnen de weeën nog wat onregelmatig zijn. Je vraagt je soms af of dit dan ook het begin is. Vaak is het dan prettig om in deze periode je aandacht nog niet teveel op de weeën te richten. Probeer wat dingen te blijven doen, zodat je nog een beetje afgeleid wordt. Als je merkt dat dat niet meer mogelijk is, kun je je meer gaan richten op ademhalingstechnieken en ontspanningsoefeningen. Dit is dan meestal ook de tijd om eens op de klok te gaan kijken om te zien of je ons al moet bellen (zie wanneer te bellen).

Als we dan bij je thuis komen, controleren we de harttonen van de baby en zullen we je tips geven voor het opvangen van de weeën. We kijken meestal of er al ontsluiting is. Dit gebeurt doormiddel van een inwendig onderzoek. Als je hier problemen mee hebt, geef dit dan tijdens het spreekuur aan. Daarna zullen we je instructies geven over wanneer opnieuw te bellen. Zo komen we een aantal keer bij je thuis.

Hoe lang de ontsluiting duurt is van tevoren niet te zeggen. Dit verschilt per persoon en hangt onder andere samen met de kracht van de weeën, of het je eerste of volgende kind is en hoe je eventuele voorgeschiedenis is. Het is belangrijk om tijdens de ontsluitingsfase regelmatig te gaan plassen.

Naarmate de ontsluiting vordert, zullen de weeën steeds vaker komen en steeds krachtiger worden. Het zal steeds meer aandacht vragen om ze op te vangen. Dit is een goed teken. Het betekent dat het einde van de ontsluiting nadert. Tegen het einde van de ontsluiting bellen wij de kraamverzorgster, zodat zij ons kan assisteren tijdens de bevalling. Na de bevalling verzorgt zij moeder en kind.

Nog wat tips voor het opvangen van de weeën:

  • Zoek een aangename omgeving.
  • Zorg voor een rustige buikademhaling via de neus.
  • Probeer tussen de weeën door te ontspannen, mogelijk in bad of onder de douche.
  • Het laten masseren van nek, rug, benen en/of voeten door de partner kan ontspannend werken.

Uitdrijvingsfase

Zodra de baarmoedermond helemaal open is en je dus volledige ontsluiting hebt, begint de uitdrijving. Als vrouw merk je dit, omdat je persdrang krijgt. Dit is de tijd waarop er gestart wordt met persen.

Tijdens deze periode worden de pauzes tussen de weeën vaak wat langer, zodat jij en de baby de tijd hebben om even bij te komen. In deze periode wordt er na elke wee naar de harttonen van de baby geluisterd om de conditie goed in de gaten te houden.
Bij een eerste bevalling moet de weg door de vagina nog gebaand worden. Dit houdt in dat dit meestal meer tijd kost. Tijdens het persen komt het hoofdje een stukje dieper, maar kan tijdens de weeënpauze weer iets terugzakken. De gemiddelde tijd dat er bij een eerste bevalling geperst wordt is een uur. Bij een volgend kind gaat dat vaak veel sneller. Als de baby bijna geboren is, kun je een stuk van het hoofd zien. Als het hoofd dan niet meer terugzakt, noemen wij dat het staan van het hoofd. Dit geeft een branderig gevoel. Probeer goed te blijven zuchten en te luisteren naar wat wij zeggen. Het kind wordt dan waarschijnlijk de volgende wee geboren.
Soms kan het gebeuren dat het niet lukt om zelf de baby eruit te persen. Bijvoorbeeld omdat de weeën niet krachtig genoeg zijn of dat de ligging van het kind niet goed is. Dan dragen wij de bevallingen over aan de gynaecoloog. Hij /zij zal verdere actie ondernemen. Bij deze indicatie zullen wij je blijven begeleiden.

Nageboortetijdperk

Als het kind geboren is, zit het nog vast aan de navelstreng. Als de bloedvaten uitgeklopt zijn, gaan we afnavelen. Vaak knipt de partner de navelstreng door en moet jullie pasgeborene op eigen kracht verder. De eerste minuten na de bevalling bepalen we ook de Apgar-score. Dit is een score die de conditie van jullie kind weergeeft.

We letten dan op:

  • Hartfrequentie
  • Ademhaling
  • Spierspanning
  • Reactie op prikkels
  • Kleur van de huid

De maximale score is tien.

Vervolgens moeten de placenta (nageboorte) en de vliezen nog geboren worden. De baarmoeder wordt na de geboorte een stuk kleiner. Daardoor laat de placenta los van de baarmoederwand. Als je baarmoeder goed samengetrokken is, laten wij de placenta en de vliezen geboren worden. Soms gaat dit niet helemaal voorspoedig en moeten wij je een injectie geven. We controleren of de placenta en vliezen compleet zijn. Het bloedverlies wordt steeds goed in de gaten gehouden.

Vierde tijdperk

Dit is de periode waarin we kijken of er gehecht moet worden. Het hechten gebeurt onder verdoving. Verder gaan we de baby nakijken. We wegen de pasgeborene en kijken of er bijzonderheden zijn. Als dat allemaal goed is, gaat de kraamverzorgende de baby aankleden. Als alles klaar is en je bent gewassen of gedoucht, dan kan het kraambed beginnen.